Architectonische terminologie

Leer alles over architectonische terminologie in onze Architectuur Terminologie Gids. Essentieel voor studenten, liefhebbers en professionals!

Welkom bij de meest uitgebreide architectuur terminologie gids van Nederland. Of u nu een particuliere opdrachtgever bent die beter wil communiceren met uw architect, een startende professional die uw vakkennis wil uitbreiden, of gewoon geïnteresseerd bent in architectuur – deze gids helpt u de taal van de bouwkunst te begrijpen.

Architectuur heeft een rijke en diverse vocabulaire ontwikkeld over eeuwen van bouwen en ontwerpen. Van klassieke termen die hun oorsprong vinden in de antieke bouwkunst tot moderne concepten die voortkomen uit nieuwe technologieën en duurzaamheidseisen – deze gids biedt heldere uitleg voor meer dan 200 essentiële termen.

Architectonische terminologie

Voordelen van het leren van architectuur termen

Hier zijn 5 concrete voorbeelden van de voordelen van het leren van architectuurtermen:

icons-report-card

Effectievere Communicatie met Professionals

Voorbeeld: In plaats van "Ik wil dat uitsteeksel boven de deur weg" zegt u "De overstek boven de entree moet worden aangepast."
Voordeel: Architecten begrijpen precies wat u bedoelt, wat tijd bespaart en misverstanden voorkomt.

icons-home

Betere Projectbeslissingen Maken

Voorbeeld: Wanneer uw architect voorstelt "een erker toe te voegen voor meer daglicht en ruimtegevoel" begrijpt u direct de functionale en esthetische voordelen.
Voordeel: U kunt weloverwogen keuzes maken over ontwerpelementen en hun impact op uw woning.

icons-staff

Accuraat Begrijpen van Offertes en Documenten

Voorbeeld:In een bouwofferte staat "Steenverband in kruisverband met kroonlijst en natuurstenen dorpels." U weet nu dat dit verwijst naar de metselpatroon, decoratieve bovenrand en raamonderkanten.
Voordeel: Geen onverwachte kosten of misverstanden over wat er precies geleverd wordt.

icons-planning

Waardevolle Input Geven Tijdens Ontwerpfase

Voorbeeld: U zegt "Kunnen we een loggia toevoegen in plaats van een balkon voor meer bescherming tegen regen?"
Voordeel: Uw architect waardeert uw begrip en kan uw wensen beter integreren in het ontwerp.

icons-us-capitol

Verhoogde Waardering voor Architectuur

Voorbeeld: Bij het bekijken van een historisch gebouw herkent u elementen zoals "Dat timpaan toont Brabantse gotiek met typische pilasters."
Voordeel: Architectuur wordt rijker en interessanter wanneer u de vakkundige details en geschiedenis kunt begrijpen en waarderen.

“Het leren van architectuur- en bouwtermen helpt u om beter te communiceren, plannen en ontwerpen sneller te begrijpen en bewuster keuzes te maken tijdens bouw- of renovatieprocessen. Het vergroot uw inzicht, voorkomt misverstanden en geeft u meer zelfvertrouwen in gesprekken met professionals.”

0 +
architectuurtermen met definities

Vind duidelijke uitleg, voorbeelden en meer!

Uw Complete Gids voor Architectuurtermen

Architectuur Terminologie onderverdeeld in categorieën

Terminologie betreffende ontwerp en bouw

Architectuurtrends
01
  1. Conceptontwerp – Eerste ontwerpideeën en schetsen van een project.
  2. Definitief ontwerp – Het uitgewerkte ontwerp dat klaar is voor goedkeuring.
  3. Bestek – Document met technische specificaties en eisen voor de bouw.
  4. Constructietekening – Tekening die de structurele onderdelen van een gebouw toont.
  5. Architectonische stijl – De karakteristieke stijl of vormgeving van een gebouw (bijv. modern, klassiek).

Terminologie betreffende honoraria en betalingen

Architectuurtrends
02
  1. Uurtarief – Vergoeding per gewerkt uur.
  2. Vast honorarium – Een vooraf afgesproken totaalbedrag voor een project.
  3. Meerwerk – Werk dat buiten de oorspronkelijke overeenkomst valt en extra kosten met zich meebrengt.
  4. Facturering – Het proces van het opstellen en verzenden van een rekening.
  5. Voorfinanciering – Betaling vooraf voor aanvang van werkzaamheden.

Terminologie betreffende bouwaanvragen en vergunningen

Architectuurtrends
03
  1. Omgevingsvergunning – Officiële toestemming voor bouwen, slopen of verbouwen.
  2. Bouwvergunning – Specifieke vergunning voor constructiewerkzaamheden.
  3. Bestemmingsplan – Wettelijk plan dat aangeeft welk gebruik voor een perceel is toegestaan.
  4. Aanvraagprocedure – Stappenplan om een vergunning aan te vragen.
  5. Welstandscommissie – Adviesorgaan dat het uiterlijk van bouwwerken beoordeelt.

Terminologie betreffende ethiek en beroepsregels

Toekomstige steden
04
  1. Beroepscode – Set van regels en normen voor professioneel gedrag.
  2. Integriteit – Eerlijkheid en betrouwbaarheid in professionele handelingen.
  3. Conflicterende belangen – Situaties waarin persoonlijke belangen het professioneel oordeel kunnen beïnvloeden.
  4. Vertrouwelijkheid – Geheimhouding van klantinformatie.
  5. Vakethiek – Specifieke ethische richtlijnen binnen het architectenvak.

Terminologie betreffende stage en professionele ontwikkeling

Duurzaam bouwen
05
  1. Stageplaats – Praktijkplek voor het opdoen van werkervaring.
  2. Mentorschap – Begeleiding door een ervaren professional.
  3. Portfolio – Verzameling van werk om vaardigheden en ervaring te tonen.
  4. Continu leren – Het volgen van cursussen en trainingen om vaardigheden up-to-date te houden.
  5. Competentieontwikkeling – Proces van het verbeteren van kennis, vaardigheden en gedrag.

Terminologie betreffende opleiding en kwalificaties

Smart materials
06
  1. Bachelor in Architectuur – Eerste academische graad in architectuur.
  2. Master in Architectuur – Verdere verdieping na bachelor.
  3. Geregistreerd architect – Architect die officieel is erkend en bevoegd is om projecten te leiden.
  4. Postgraduaat – Aanvullende gespecialiseerde opleiding na een master.
  5. Certificering – Officiële erkenning van specifieke expertise of vaardigheid.

Terminologie betreffende cliënten en dienstverlening

Duurzaam bouwen
07
  1. Opdrachtgever – Persoon of organisatie die een project laat uitvoeren.
  2. Intakegesprek – Eerste overleg om wensen en verwachtingen van de klant te inventariseren.
  3. Adviesrapport – Document waarin aanbevelingen en oplossingen worden beschreven.
  4. Nazorg – Ondersteuning na oplevering van een project.
    Service Level Agreement
  5. (SLA) – Contractuele afspraken over dienstverlening.

Terminologie betreffende specialisaties en vakgebieden

Duurzaam bouwen
08
  1. Stedelijke planning – Ontwerp en organisatie van stedelijke gebieden.
  2. Interieurarchitectuur – Ontwerp van binnenruimtes van gebouwen.
  3. Landschapsarchitectuur – Ontwerp van buitenruimtes en landschappen.
  4. Bouwtechniek – Praktische toepassing van constructieve principes.
  5. Restauratie – Herstel en behoud van historische gebouwen.

Terminologie betreffende bouwtekeningen en technische documenten

Minimalistisch design
09
  1. Plattegrond – Horizontale doorsnede van een gebouw.
  2. Aanzicht – Tekening van een gevel of zijde van een gebouw.
  3. Doorsnede – Verticaal gesneden weergave van een gebouw.
  4. Detailtekening – Gedetailleerde weergave van een klein onderdeel.
  5. Technisch rapport – Analyse of document met technische informatie over materialen, constructies of installaties.

Terminologie betreffende duurzame bouw en alternatieve bouwmethoden

Duurzaam bouwen
10
  1. Passiefhuis – Energiezuinig gebouw met minimale verwarmingsbehoefte.
  2. Biobased bouwen – Gebruik van natuurlijke materialen zoals hout en stro.
  3. Zonnepanelen – Energieopwekkers op basis van zonlicht.
  4. Groendak – Dak bedekt met vegetatie voor isolatie en waterbeheer.
  5. Circulair bouwen – Ontwerpen met hergebruik van materialen en minimalisatie van afval.

Architectenweb Terminologie​

Architectuur Terminologie Gids

Architectuur heeft een eigen vaktaal, vol begrippen die elk een specifiek aspect van bouwen, ontwerpen en vormgeven verduidelijken. Of u nu een bouwtekening bestudeert, een gesprek voert met een architect of een artikel leest over architectuur: kennis van deze termen helpt u informatie beter te begrijpen en toe te passen.

“Door vertrouwd te raken met deze architectonische terminologie communiceert u gemakkelijker met professionals, krijgt u sneller inzicht in de opbouw van een ontwerp en kunt u bewuster keuzes maken tijdens een bouw- of renovatieproces.”

Beginnersgids

Alfabetische Index

Verdiep je kennis met onze Architectuur Terminologie Gids en begrijp alle architectonische terminologie snel en gemakkelijk.

A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z

A

Aanbouw Uitbreiding van een bestaand gebouw, meestal aan de zijkant of achterkant. Een aanbouw kan worden gebruikt om extra woonruimte, berging of werkruimte te creëren.

Aanzicht Tekening die de voorkant, zijkant of achterkant van een gebouw toont zoals het er in werkelijkheid uitziet. Aanzichten geven inzicht in de architecturale uitstraling en verhoudingen.

Afbouwfase Laatste fase van de bouw waarin de afwerking plaatsvindt: schilderwerk, vloeren, keukens, badkamers en andere details die het gebouw bewoonbaar maken.

Akkoordverklaring Formele goedkeuring van ontwerpen of plannen door de opdrachtgever, vaak vereist voordat de volgende projectfase kan beginnen.

Amsterdamse School Nederlandse architectuurstroming (1910-1930) gekenmerkt door expressieve baksteenarchitectuur, organische vormen en uitbundige decoratie. Bekende voorbeelden staan in Amsterdam-Zuid.

Architect Gekwalificeerd professional die gebouwen en ruimtes ontwerpt. In Nederland beschermd beroep dat registratie bij het Bureau Architectenregister (BAR) vereist.

Architectonische eenheid Samenhangend geheel van gebouwen of ruimtes dat visueel en functioneel als één ontwerp wordt ervaren.

Atrium Centrale, vaak overdekte binnenruimte in een gebouw, meestal voorzien van daglicht van bovenaf. Veel gebruikt in kantoorgebouwen en woonhuizen.


B

Balkon Uitkragend platform aan de buitenkant van een gebouw, meestal voorzien van een balustrade. Biedt buitenruimte en architecturale articulatie.

Basisontwerp (BO) Tweede ontwerpfase waarin de hoofdlijnen van het ontwerp worden vastgelegd: plattegronden, aanzichten, materiaalkeuzes en constructieprincipes.

Baulinie Lijn die de maximale bebouwingsgrens aangeeft volgens het bestemmingsplan. Bepaalt waar en hoe groot er gebouwd mag worden.

Bego (Besluit Geluidshinder Omgevingswet) Regelgeving die voorschrijft welke geluidseisen gelden voor verschillende typen bebouwing en omgevingen.

Bestemmingsplan Juridisch document dat bepaalt welk type bebouwing en gebruik is toegestaan op specifieke gronden. Essentieel voor bouwplannen en vergunningen.

Beton Bouwmateriaal bestaande uit cement, water, zand en grind. Veel gebruikt voor constructieve elementen vanwege sterkte en vormingsvrijheid.

BIM (Building Information Modeling) Digitale werkwijze waarbij alle bouwinformatie wordt gecombineerd in een 3D-model. Verbetert samenwerking en vermindert fouten in het bouwproces.

Binnenarchitect Specialist in het ontwerp van interieurs: ruimte-indeling, meubilair, verlichting en afwerking. Focust op functionaliteit en sfeer van binnenruimtes.

Bouwbesluit Nederlandse regelgeving die technische eisen stelt aan gebouwen: veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energieprestatie en toegankelijkheid.

Bouwkunde Technische discipline die zich bezighoudt met de constructie, materialen en installaties van gebouwen. Complementair aan architectuur.

Bouwprogramma Gedetailleerde beschrijving van alle eisen en wensen voor een bouwproject: ruimtes, functionaliteiten, budget en planning.

Bouwvergunning Officiële toestemming van de gemeente om te bouwen volgens goedgekeurde plannen. Verplicht voor de meeste bouwactiviteiten.

BREEAM Internationaal duurzaamheidscertificaat voor gebouwen. Beoordeelt milieuprestaties op energie, water, afval, transport en welzijn.


C

Cantilever Constructie-element dat aan één kant wordt ondersteund en vrij uitkraagt. Creëert dramatische architecturale effecten en ruimtewinst.

Circulair bouwen Bouwmethode waarbij materialen worden hergebruikt en gebouwen worden ontworpen voor demontage. Vermindert afval en milieu-impact.

Constructeur Ingenieur die verantwoordelijk is voor de stabiliteit en sterkte van de gebouwconstructie. Werkt nauw samen met de architect.

Courtyard Binnenplaats of -tuin omringd door gebouwdelen. Biedt privacy, licht en natuurlijke ventilatie, veel gebruikt in woonprojecten.


D

Daglicht Natuurlijk licht dat via ramen, dakramen en andere openingen binnenkomt. Cruciaal voor welzijn, energiebesparing en ruimtebeleving.

Dakkapel Uitbouw in het dak die extra ruimte en licht creëert op zolderverdiepingen. Veelvoorkomende manier om woonoppervlak te vergroten.

Definitief Ontwerp (DO) Derde ontwerpfase waarin alle details worden uitgewerkt: constructie, installaties, materialen en specificaties voor de aanbesteding.

Dakvoet Onderste rand van een dakconstructie waar het dak aansluit op de gevel of dakgoot.

Domotica Technologie voor automatisering van woonfuncties: verlichting, klimaatregeling, beveiliging en entertainment. Ook wel ‘smart home’ systemen.

Doorsnede Tekening die het gebouw toont alsof het verticaal is doorgesneden. Geeft inzicht in hoogteverhoudingen, verdiepingen en ruimtelijke samenhang.

Dorpel Horizontale onderkant van een deur- of raamopening die de overgang vormt tussen binnen en buiten.

Dragende muur Muur die het gewicht van het gebouw of bovenliggende constructies draagt en essentieel is voor de stabiliteit.

Duurzaam bouwen Bouwmethode die minimale impact heeft op het milieu gedurende de gehele levenscyclus van het gebouw. Integreert energie, materialen en water.


E

Entablement Horizontale bovenbouw van een klassieke zuilenrij, bestaande uit architraaf, fries en kroonlijst.

Energielabel Classificatie (A++++ tot G) die aangeeft hoe energiezuinig een gebouw is. Verplicht bij verkoop en verhuur van woningen en gebouwen.

Erfgoedwaarde Culturele, historische of architectonische betekenis van een gebouw. Bepaalt of het monument status krijgt en bescherming verdient.

Erker Uitstekend vensterdeel dat uit de gevel steekt en extra binnenruimte en lichtinval creëert.

Esthetiek De visuele schoonheid of vormgeving van een gebouw, belangrijk aspect van architectonisch ontwerp.

Extensie Uitbreiding van een bestaand gebouw, vaak gebruikt voor meer woon- of werkruimte terwijl de oorspronkelijke structuur behouden blijft.


F

Façade Voorgevel of buitenwand van een gebouw. De façade bepaalt grotendeels de architecturale uitstraling en stedenbouwkundige impact.

Feng Shui Chinees filosofisch systeem voor ruimtelijke ordening dat harmonie tussen mens en omgeving nastreeft. Beïnvloedt moderne interieur- en architectuurontwerp.

Fries Horizontale sierband langs een gevel of muur, vaak onderdeel van klassieke architectuurstijlen.

Functionalisme Ontwerpfilosofie waarbij vorm de functie volgt. “Form follows function” – belangrijke stroming in moderne architectuur.

Fundering Ondergronds deel van de constructie dat het gewicht van het gebouw naar de bodem overdraagt. Essentieel voor stabiliteit en duurzaamheid.


G

Galerij Overdekte gang of wandelruimte, vaak langs de buitenkant van een gebouw. In woningbouw gebruikt als toegang tot appartementen.

Gevel De buitenmuur van een gebouw die de architecturale uitstraling bepaalt.

Gevelbekleding Buitenafwerking van een gebouwwand: steen, hout, metaal of composietmaterialen. Beschermt tegen weer en bepaalt de architecturale uitstraling.

Glas-in-lood Decoratieve techniek waarbij gekleurde glasstukjes met lood worden samengevoegd. Traditioneel gebruikt in kerken, nu ook in moderne architectuur.

Gotiek Middeleeuwse bouwstijl met spitsbogen, hoge ramen en rijke versiering. In Nederland bekend als Hollandse, Brabantse en Maaslandse gotiek.

GPR (Grond-, Puin- en Rioolafval) Methodiek voor duurzaamheidsbeoordeling van bouwmaterialen. Helpt bij het maken van milieuvriendelijke materiaalkeuses.

Groendak Dak bedekt met vegetatie voor isolatie, waterberging en ecologie. Draagt bij aan stedelijke biodiversiteit en klimaatadaptatie.

Grondplan Plattegrond van een gebouw die de ruimtelijke indeling op grondniveau toont.


H

Hal Centrale of verbindende ruimte in een gebouw, vaak gebruikt als entree of verkeersruimte.

Halfopen bebouwing Woningbouwtype waarbij huizen aan één zijde zijn verbonden. Biedt meer privacy dan rijtjeshuizen maar is compacter dan vrijstaande woningen.

Herbestemming Proces waarbij een gebouw een nieuwe functie krijgt, bijvoorbeeld van fabriek naar woonruimtes. Populaire vorm van duurzame stedelijke ontwikkeling.

Houtskeletbouw Bouwmethode waarbij houten stijlen en balken het draagwerk vormen. Duurzame en flexibele constructiemethode.

HVAC Afkorting voor Heating, Ventilation and Air Conditioning. Het totale systeem voor klimaatregeling in gebouwen.

Hypocaustum Oud-Romeins vloerverwarmingssysteem waarbij warme lucht door holle ruimtes onder de vloer circuleerde.


I

Iconografie Symbolische versiering of beeldtaal in architectuur die betekenis en boodschappen overbrengt.

Industriële architectuur Architectuurstijl gebaseerd op fabrieks- en industriële esthetiek: staal, beton, grote ruimtes en functionele vormgeving.

Infrastructuur Basis systemen die een gebouw of gebied ondersteunen: wegen, riolering, energie, data en openbaar vervoer.

Installatie Technische systemen in gebouwen: elektra, water, gas, ventilatie en communicatie. Essentieel voor comfort en functionaliteit.

Interieur Binnenkant van een gebouw, inclusief indeling, afwerking en inrichting.

Interieurarchitectuur Vakgebied gericht op het ontwerp van binnenruimtes: indeling, meubilair, kleuren, verlichting en materialen.

Isolatie Materiaal of techniek om warmte, kou of geluid buiten of binnen te houden. Cruciaal voor energieprestatie.


J

Jalon Markeerpunt in bouwmetingen gebruikt voor nauwkeurige positionering tijdens de bouw.

Joist Engels woord voor vloer- of dakbalk. In Nederland vaak gebruikt in de context van houtskeletbouw en prefab constructies.

Jordaanse trap Smalle, steile trap in historische woningen, vernoemd naar het Amsterdamse Jordaan-gebied.

Jugendstil Sierlijke bouwstijl rond 1900, gekenmerkt door vloeiende lijnen en natuurmotieven. Duitse benaming voor Art Nouveau.


K

Kantoor Gebouwtype ontworpen voor administratief werk. Moderne kantoren integreren flexibiliteit, duurzaamheid en medewerkerswelzijn.

Kap Dakconstructie van een gebouw die bescherming biedt tegen weersomstandigheden.

Klimaatadaptatie Aanpassing van gebouwen en steden aan klimaatverandering: waterberging, koeling, storm- en hittebestendigheid.

Kolom Verticale drager in een constructie die lasten van boven opvangt en doorgeeft.

Kolonnade Rij zuilen die een overdekte gang of portiek vormen. Klassiek architectuurelement dat ook in moderne ontwerpen wordt toegepast.

Kroonlijst Uitstekende lijst langs de bovenrand van een gevel die decoratief en functioneel (regenafvoer) is.

Kwaliteitsplan Document dat beschrijft hoe kwaliteit wordt gewaarborgd tijdens het bouwproces. Bevat procedures, controles en verantwoordelijkheden.


L

Landschapsarchitectuur Vakgebied dat zich richt op het ontwerp van buitenruimtes: parken, pleinen, tuinen en de relatie tussen gebouwd en ongebouwd.

LEED (Leadership in Energy and Environmental Design) Amerikaans duurzaamheidscertificaat voor gebouwen, internationaal erkend voor groene bouwprojecten.

Lichtplan Ontwerp voor de verlichting van binnen- en buitenruimtes. Integreert functionaliteit, sfeer, energie-efficiëntie en veiligheid.

Lijstwerk Sierlijsten langs plafonds, muren of kozijnen die architecturale details accentueren.

Loggia Overdekte buitenruimte die deel uitmaakt van de gebouwmassa, in tegenstelling tot een uitkragend balkon.

Luchtbrug Verbindende constructie tussen twee gebouwen op hoogte, vaak gebruikt in ziekenhuizen en kantoorgebouwen.


M

Maaswerk Sierlijk steenwerk in gotische ramen, gekenmerkt door geometrische patronen en filigraan vakmanschap.

Maquette Schaalmodel van een gebouw of stedenbouwkundig plan. Helpt bij visualisatie en communicatie van ontwerpen.

Massa Architectonische term voor het volume en de vormgeving van een gebouw. Bepaalt de ruimtelijke impact en proportie.

Metopen Decoratieve panelen in klassieke architectuur, vaak geplaatst tussen trigliefen in een Dorische fries.

Minimaal Verblijfsgebied (MVG) Juridisch begrip dat de minimale grootte van kamers en woningen vaststelt voor gezondheid en comfort.

Modernisme 20e-eeuwse architectuurstroming gekenmerkt door functionaliteit, eenvoudige vormen en nieuwe materialen zoals staal en beton.

Monument Gebouw met officieel erkende cultuurhistorische waarde. Geniet wettelijke bescherming en vereist speciale vergunningen voor wijzigingen.


N

Natuursteen Bouwmateriaal gewonnen uit steengroeves: graniet, kalksteen, mergel. Gewaardeerd om duurzaamheid en natuurlijke uitstraling.

Neorenaissance 19e-eeuwse bouwstijl die renaissance-elementen hergebruikt in een nieuwe context.

Nieuwbouw Bouwproject waarbij een geheel nieuw gebouw wordt opgericht, in tegenstelling tot renovatie of uitbreiding van bestaande bouw.

Nok Hoogste punt waar twee dakvlakken samenkomen. Architectonisch belangrijk element dat de dakvorm bepaalt.


O

Oculus Rond raam of opening, vaak in een koepel. Klassiek element dat licht en ventilatie biedt.

Omgevingsvergunning Vergunning vereist voor activiteiten die gevolgen hebben voor de leefomgeving: bouwen, verbouwen, slopen of gebruik van gebouwen.

Onderaannemer Gespecialiseerd bedrijf dat een deel van de bouwwerkzaamheden uitvoert voor de hoofdaannemer, bijvoorbeeld elektra of sanitair.

Ontwerpproces Gestructureerde werkwijze waarin een architectonisch ontwerp wordt ontwikkeld van programma van eisen tot uitvoeringsgereed plan.

Optimalisatie Proces waarbij ontwerpen worden verbeterd op aspecten als functionaliteit, kosten, energie of constructie.

Organische architectuur Ontwerpfilosofie waarbij gebouwen harmonieus samensmelten met hun natuurlijke omgeving en gebruikmaken van natuurlijke vormen.

Ornament Sierdetail aan een gebouw dat decoratieve waarde toevoegt.

Overstek Uitstekend deel van een dak of verdieping dat bescherming biedt tegen regen en zon.


P

Passief huis Gebouw ontworpen voor minimaal energieverbruik door uitstekende isolatie, luchtdichtheid en warmteterugwinning.

Perron Opstap of verhoogd platform bij een ingang dat toegang vergemakkelijkt.

Pilaster Platte zuil die deels uit een muur steekt, vaak decoratief element in klassieke architectuur.

Plattegrond Tekening die de indeling van een gebouw toont alsof het horizontaal is doorgesneden. Toont ruimtes, wanden, deuren en ramen.

Portiek Overdekte entree of doorgang, vaak ondersteund door zuilen of pilaren.

Prefab Bouwmethode waarbij elementen in de fabriek worden voorgeproduceerd en op de bouwplaats worden gemonteerd. Verhoogt kwaliteit en versnelt bouw.

Programma van Eisen (PvE) Document dat alle functionele, technische en financiële eisen voor een bouwproject beschrijft. Basis voor het ontwerpproces.

Proportie Verhoudingen tussen verschillende delen van een gebouw. Goede proporties zijn essentieel voor architectonische harmonie.


Q

Qua (Quantum of architecture) Term uit de architectuurtheorie die verwijst naar de meetbare aspecten van ruimte en vorm in architectonisch ontwerp.

Quadriga Beeld van een strijdwagen met vier paarden, soms gebruikt als bekroning van monumentale gebouwen.

Quarzit Hard natuursteen, vaak gebruikt voor gevelbekleding vanwege duurzaamheid en weersbestendigheid.

Quoin Decoratieve hoeksteen in een muur die structurele en esthetische functie combineert.


R

Raamstijl Verticale balk van een raamkozijn die het raam structureel ondersteunt.

Renovatie Grondige vernieuwing van een bestaand gebouw waarbij de hoofdstructuur behouden blijft maar installaties en afwerking worden vernieuwd.

Restauratie Herstel van een historisch gebouw naar zijn oorspronkelijke staat met respect voor authentieke materialen en technieken.

Rijtjeshuis Woningtype waarbij meerdere huizen aan elkaar zijn gebouwd in een rij. Efficiënte vorm van stedelijke woningbouw.

Risaliet Vooruitspringend deel van een gevel dat architecturale variatie en grandeur creëert.

Ritmiek Herhaling van architectonische elementen zoals ramen, zuilen of balkons die visuele harmonie en dynamiek creëert.

Rustica Ruwe steenafwerking, vaak bij klassieke gebouwen gebruikt voor een robuuste uitstraling.


S

Schetsontwerp (SO) Eerste ontwerpfase waarin de hoofdlijnen van het ontwerp worden vastgelegd: ruimtelijke opzet, programma en globale vormgeving.

Sloop Gecontroleerde afbraak van gebouwen. Moderne sloop houdt rekening met materiaalhergebruik en milieu-impact.

Smart building Gebouw uitgerust met geïntegreerde technologie voor automatisering, monitoring en optimalisatie van systemen en comfort.

Spant Dragende structuur van een dak die het gewicht van de dakbedekking opvangt.

Stedenbouw Vakgebied dat zich richt op de planning en vormgeving van steden en wijken: infrastructuur, openbare ruimte en bebouwing.

Steenverband Patroon waarin bakstenen worden gemetseld voor sterkte en esthetiek (halfsteens, kruisverband, etc.).

Structuur Dragende elementen van een gebouw: funderingen, wanden, kolommen en balken die zorgen voor stabiliteit.

Stucwerk Pleisterlaag voor afwerking van muren en plafonds, vaak decoratief uitgewerkt.et, programma en globale vormgeving.

Sloop Gecontroleerde afbraak van gebouwen. Moderne sloop houdt rekening met materiaalhergebruik en milieu-impact.

Smart building Gebouw uitgerust met geïntegreerde technologie voor automatisering, monitoring en optimalisatie van systemen en comfort.

Stedenbouw Vakgebied dat zich richt op de planning en vormgeving van steden en wijken: infrastructuur, openbare ruimte en bebouwing.

Structuur Dragende elementen van een gebouw: funderingen, wanden, kolommen en balken die zorgen voor stabiliteit.


T

Technische Uitvoering (TU) Laatste ontwerpfase waarin alle details worden uitgewerkt voor de uitvoering: werkvoorbereiding en bouwtekeningen.

Timpaan Driehoekig gevelvlak boven een ingang, vaak versierd met reliëfs of sculpturen.

Transformatie Ingrijpende verandering van een gebouw of gebied voor nieuwe functies, vaak in reactie op maatschappelijke ontwikkelingen.

Transom Horizontale balk of raam boven een deur die licht doorlaat naar de ruimte erachter.

Travee Deel van een gebouw tussen twee kolommen of pijlers, gebruikt voor ritmische verdeling van gevels.

Typologie Classificatie van gebouwen op basis van functie, vorm of constructie. Helpt bij het systematiseren van architectuurkennis.


U

U-vormige plattegrond Gebouwvorm waarbij drie zijden een open ruimte omsluiten, vaak gebruikt voor hofjes of courtyards.

Uitbouw Horizontale uitbreiding van een bestaand gebouw, meestal op de begane grond voor extra woonruimte.

Uitkraging Constructie-element dat zonder ondersteuning uitsteekt uit de hoofdmassa van het gebouw. Creëert dramatische architecturale effecten.

Uitvoering Fase waarin het ontwerp werkelijk wordt gebouwd volgens de plannen en specificaties van de architect.

Uitvoeringsontwerp (UO) Gedetailleerde tekeningen en specificaties die de aannemer nodig heeft voor de bouw van het project.

Urbanisme Stedenbouwkunde – de wetenschap en kunst van het plannen van steden en stedelijke gebieden.


V

Vakwerk Bouwmethode met zichtbaar houten raamwerk opgevuld met metselwerk of leem. Traditionele Europese bouwtechniek.

Ventilatie Systeem voor luchtverversing in gebouwen. Essentieel voor gezondheid, comfort en voorkoming van vochtproblemen.

Verdieping Horizontaal niveau in een gebouw. Moderne architectuur experimenteert met wisselende verdiepingshoogtes en split-levels.

Voordeurportaal Overdekte entreepartij die bescherming biedt en de overgang van buiten naar binnen markeert.

Voorontwerp (VO) Tweede ontwerpfase waarin het schetsontwerp wordt uitgewerkt met meer detail in plattegronden, aanzichten en doorsnedes.

Voluut Spiraalvormig ornament, vaak op zuilhoofden in Ionische en Corinthische ordes.

Vrije kavel Bouwgrond waarop zonder stedenbouwkundige beperkingen kan worden gebouwd, binnen de kaders van het bestemmingsplan.


W

Wandpaneel Afgewerkte plaat tegen een muur, vaak decoratief gebruikt voor wandbekleding.

Warmtepomp Installatie die warmte uit de omgeving haalt voor verwarming en warm water. Belangrijk onderdeel van duurzame gebouwconcepten.

Waterdicht bouwen Bouwmethode die gebouwen beschermt tegen water- en vochtindringing. Cruciaal voor duurzaamheid en comfort.

Welstandscommissie Adviesorgaan dat gemeenten adviseert over de architectonische kwaliteit van bouwplannen. Bewaakt stedenbouwkundige en architectonische eenheid.

Wenteltrap Spiraalvormige trap die ruimtebesparend is en vaak als architectonisch accent wordt gebruikt.

Windveer Sier- en beschermplank aan de zijkant van een dak die de dakrand afwerkt.

Woonprogramma Beschrijving van de gewenste ruimtes en functies voor een woonproject: aantal kamers, oppervlaktes en specifieke eisen.


X

X-bracing Kruisvormige versteviging in een constructie die stabiliteit en sterkte verhoogt.

Xenodochium Historisch gastenverblijf, vaak aan kloosters gebouwd voor pelgrims en reizigers.

Xerophytic landscaping Tuinontwerp met planten die weinig water nodig hebben. Duurzame aanpak voor landschapsarchitectuur in droge klimaten.

Xylografie Houtsnijwerk voor decoratie, traditonele kunst toegepast in architectonische details.


Y

Y-vormige kolom Kolom met een splitsing in twee armen bovenaan, vaak gebruikt in moderne architectuur voor dramatische effecten.

Yard Engels woord voor erf of binnenplaats. In Nederlandse context gebruikt voor moderne interpretaties van traditionele binnenhoven.

Ytong Merknaam voor cellenbetonblokken, lichtgewicht bouwmateriaal met goede isolerende eigenschappen.


Z

Zaagtanddak Dakvorm met opeenvolgende schuine en verticale vlakken, oorspronkelijk gebruikt in fabrieken voor optimale lichtinval.

Zijbeuk Ruimte naast het middenschip in kerken, vaak lager dan het hoofdschip.

Zonwering Constructie om direct zonlicht tegen te houden: luifels, screens, lamellen voor comfort en energiebesparing.

Zonnepanelen Systeem voor het omzetten van zonlicht in elektriciteit. Belangrijk onderdeel van duurzame en energieneutrale gebouwen.

Zoning Verdeling van ruimtes naar functie binnen een gebouw of gebied. Optimale zoning verbetert functionaliteit en comfort.

Zuilenorde Klassiek architectuursysteem met vijf hoofdtypen: Dorisch, Ionisch, Corinthisch, Toscaans en Composiet. Basis van vele architectuurstijlen.

Architectuur heeft een eigen taal, vol specifieke termen die elk een bepaald onderdeel van bouwen, ontwerpen en vormgeven beschrijven. Zo verwijst een gevel naar de buitenkant van een gebouw, terwijl kappen de constructie en vorm van het dak aangeven. Andere termen, zoals ornament, balustrade of entablement, maken het mogelijk om ook de kleinste decoratieve details nauwkeurig te benoemen.

“Het kennen en begrijpen van deze woorden stelt je in staat om een gebouw niet alleen te zien, maar het ook te begrijpen en waarderen. Het is een soort geheime taal waarmee architecten hun ideeën en ontwerpen helder communiceren.”

Door deze termen te leren, kun je bijvoorbeeld het verschil herkennen tussen gotische spitsbogen en romaanse rondbogen, of zien hoe moderne minimalistische ontwerpen werken met licht, ruimte en eenvoud. Het inzicht dat je hierdoor krijgt, gaat verder dan alleen esthetiek: je leert ook de technische en functionele keuzes achter een gebouw waarderen. Zo verandert een wandeling door de stad in een ontdekkingsreis, waarbij elk gebouw een eigen verhaal vertelt en elk detail betekenis heeft.

Het begrijpen van deze termen is niet alleen handig, maar kan ook de samenwerking bevorderen, processen versnellen en zorgen voor betere ontwerp- en bouwresultaten. Bovendien helpt het bij het maken van de juiste keuze voor een architect.

Voor Meer Informatie

Deze terminologie gids wordt regelmatig bijgewerkt met nieuwe ontwikkelingen in de architectuur. Heeft u vragen over specifieke termen of zoekt u een architect die gespecialiseerd is in bepaalde concepten?

Neem contact op met Architectenhub.nl of zoek een gespecialiseerde partner in uw regio via onze website.

Laatste update

2025 | © Architectenhub.nl - Alle rechten voorbehouden